Vergoedingen voor tijdelijke arbeidsongeschiktheid
1. Overeenkomstig art. 23 van de arbeidsongevallenwet heeft de getroffene die gedeeltelijk tijdelijk arbeidsongeschikt is en de wedertewerkstelling aanvaardt recht op een vergoeding die gelijk is aan het verschil tussen het loon verdiend vóór het ongeval en het loon dat hij ingevolge zijn wedertewerkstelling ontvangt.
Het cassatiearrest van 10.09.2007 (A.R. nr. S.06.0050.F), Pas. 2007, I, 1458, J.T.T. 2007, 416, Soc. Kron. 2009, 485, noot M. Jourdan, stelt dat uit de vaststelling dat een slachtoffer met twee deeltijdse betrekkingen het werk niet heeft hervat in het kader van de overeenkomst voor deeltijdse arbeid, tijdens de uitvoering waarvan zich een arbeidsongeval heeft voorgedaan, niet noodzakelijkerwijs volgt dat de tijdelijke arbeidsongeschiktheid volledig is gebleven en bevestigde dan ook het arrest, op 25.04.2005 gewezen door het arbeidshof te Brussel, dat beslist had dat de vergoeding voor tijdelijke arbeidsongeschiktheid waarop het slachtoffer voor de periode van wedertewerkstelling aanspraak kan maken, gelijk is aan het verschil tussen het loon dat vóór het ongeval werd verdiend en dat welk sinds de wedertewerkstelling werd ontvangen en, met verwijzing naar artikel 37bis van de arbeidsongevallenwet, dat het loon vóór het ongeval dat is welk krachtens de twee overeenkomsten voor deeltijdse arbeid is verschuldigd.
2. Overeenkomstig art. 25, eerste lid, van de arbeidsongevallenwet heeft de getroffene, indien de blijvende arbeidsongeschiktheid veroorzaakt door het arbeidsongeval zodanig verergert dat hij het beroep, waarin hij gereclasseerd werd, tijdelijk niet meer kan uitoefenen, gedurende deze periode recht op de vergoedingen voor tijdelijke arbeidsongeschiktheid.
Het Grondwettelijk Hof ziet in het arrest nr. 173/2013 van 19.12.2013 geen schending van het gelijkheids- en niet-discriminatiebeginsel doordat artikel 25, eerste lid, van de arbeidsongevallenwet niet van toepassing is op slachtoffers van een arbeidsongeval die genezen werden verklaard, temeer nu voor die slachtoffers, rekening houdend met hun specifieke situatie, in een eigen regeling is voorzien om de genezenverklaring zonder blijvende ongeschiktheid aan te vechten.
3. Art. 25ter van de arbeidsongevallenwet bepaalt dat, indien de werkgever overeenkomstig de artikelen 52, 70 of 71 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten gewaarborgd loon verschuldigd is aan de getroffene voor een arbeidsongeval overkomen in dienst van een andere werkgever, hij in de rechten wordt gesteld van de getroffene volgens de door de Koning bepaalde modaliteiten. In dit geval bepaalt de Koning aan wie de vergoedingen voor tijdelijke arbeidsongeschiktheid die betrekking hebben op de periode die door het gewaarborgd loon wordt gedekt, worden uitbetaald.
Het cassatiearrest van 30.01.2012 (A.R. nr. S.10.0032.N), zegt voor recht dat, buiten het geval bedoeld in artikel 25ter van de arbeidsongevallenwet en de artikelen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 19.05.2000, de werkgever van een werknemer die getroffen is door een arbeidsongeval, ten aanzien van de arbeidsongevallenverzekeraar geen enkele aanspraak heeft op welke vergoeding ook, noch op grond van de arbeidsongevallenwet, noch op grond van de arbeidsongevallenwet overheidspersoneel.